Logo One Planet
Header afbeelding

Verhalen van vluchtelingen

Naya (18) was 11 jaar toen de oorlog uitbrak in Syrië 

'Opeens zaten we opgesloten in huis: naar buiten gaan was veel te gevaarlijk. We hadden geen water. geen elektriciteit en amper eten. Uit verveling telden mijn vrienden en ik de bommen. Eén keer vielen er 101 achterelkaar. In de tuin vond ik 96 kogels. zo dichtbij was de oorlog. Voor het slapen was ik bang: zou ik morgen weer wakker worden? Als dat gebeurde. was ik nog steeds bang: wie was er vandaag aan de beurt? Ik had al veel vrienden en kennissen verloren.' 
'Voor de oorlog leefde ik een luxeleven. Ik woonde in Aleppo, had veel vrienden, een grote familie en zelfs een eigen chauffeur die mij naar school bracht. Nooit had ik gedacht dat het oorlog kon worden in mijn land. in mijn stad. Eigenlijk kan ik het nog steeds niet geloven. Mijn stad werd omsingeld. Er konden geen mensen meer in en uit. Toch maakte mijn vader stiekem gevaarlijke reizen naar andere steden om aan eten te komen. Toen hij een keer. na dagen zonder eten, terugkwam met twee komkommers en wat tomaten, stonden we te dansen in de kamer.' 
'Uiteindelijk zijn we naar Turkije gevlucht. Vlakbij de grens werd de bus achter ons gebombardeerd. We moesten hard rennen. Op de weg zag ik dode mensen liggen. Soms, in de nacht. zie ik dat moment nog in mijn dromen. Tijdens de vlucht konden we weinig spullen meenemen. Ik heb een oude schoolagenda uit Syrië, een sjaal van mijn beste vriendin en een stuk kauwgom van mijn beste vriend. Ik vind het fijn om soms naar die spullen te kijken: ze roepen fijne herinneringen op.' 

Hadish (30) groeide op in Eritrea 

'Vragen stellen of praten is gevaarlijk: dat leer je in Eritrea al als je heel klein bent. Voor alles wat je zegt, kun je straf krijgen. Van je ouders, je leraren, ambtenaren of het ergste: van de militairen. Zij kunnen je zonder reden gevangen houden en martelen. In opstand komen doet niemand, want iedereen is bang.'
'In Eritrea is al 23 jaar dezelfde president aan de macht. Eerst dacht ik dat dat normaal was, dat elk land één baas had die alles zelf bepaalt. De mensen in Eritrea hebben geen rechten of keuzes. Dromen over de toekomst heeft geen zin, want je toekomst staat al vast: je móet in militaire dienst. Die dienstplicht is onbeperkt. Sommige vrienden en familieleden zitten al twintig jaar in het leger. Je mag vaak jarenlang niet naar huis. Ook niet als je ouders overlijden of erg ziek zijn. Soms blijf je daar net zo lang tot je ziek bent, of dood.' 
'Niemand wil daarom vrijwillig het leger in. Maar zodra je vijftien of zestien wordt, word je thuis opgehaald en meegenomen. Ook in mijn dorp kwam het leger om de paar weken jongens ophalen Als klein jongetje zag ik dat vaak gebeuren. Als het leger ons dorp binnenviel, vluchtten de oudere jongens naar de bergen. Een keer zagen de militairen mijn buren vluchten. Zij werden voor mijn ogen neergeschoten. Later, toen ik ouder werd, vluchtte ik ook naar de bergen. Ik kon nooit meer thuis slapen bij mijn moeder. Nu ben ik in Nederland en heb ik zelf een zoontje. Zijn leven is zo anders dan het mijne. Ik ben opgegroeid in angst en stilte, ik had nog nooit een speeltuin gezien. Mijn zoontje is hier veilig, hij mag spelen en lachen. Dat is zó mooi om te zien.' 

Yara (19) was 12 toen de oorlog in Syrië begon 

'Samen met mijn zus liep ik vroeger altijd naar mijn oma. Op een dag mocht dat niet meer. "Het is te gevaarlijk", zei mijn moeder. Er gebeurde meer vreemde dingen. Grote groepen mensen liepen door de straat, ze schreeuwden en protesteerden tegen de president. Er werd gevochten. Soms lagen er plassen bloed. Ik was nog klein en lang begreep ik niet wat er gebeurde, maar het werd steeds duidelijker het was oorlog. We hoorden vreemde geluiden van boven en de eerste bommen vielen. Soms was mijn school weken dicht. Als de school wel open was, gaf mijn moeder iedereen 's ochtends een extra dikke knuffel. "Misschien zien we elkaar niet meer". Ik was altijd bang om weer naar huis te gaan: zou iedereen er nog zijn?'
'In Syrië zijn we drie keer verhuisd, elke keer hoopten we dat we veilig zouden zijn op de nieuwe plek. Maar het was overal gevaarlijk. Mijn moeder legde ingepakte rugzakjes naast het bed van mij en mijn broer en zussen, zodat we snel konden vluchten als het moest. Er zat eten en kleding in en een telefoon, voor als we elkaar kwijt zouden raken. Ik had ook mijn mooiste Barbiepop erin gestopt, als herinnering.' 
'De nacht dat we moesten vluchten weet ik nog goed. We hebben keihard gerend. Onderweg zag ik een klein jongetje huilen op straat, hij was zijn vader kwijt. Ik weet hoe hij zich voelde, want ook ik ben mijn vader verloren door de oorlog. Ik vond het verschrikkelijk Syrië te moeten verlaten. Natuurlijk wilde ik graag weg uit de oorlog, maar het liefst wilde ik dat de oorlog er nooit was geweest en dat ik veilig kon leven in mijn eigen land.'