Ontdek de kleine beestjes in de tuin
In deze lesbrief staat het voorbereidings- en verwerkingsmateriaal voor op school bij de les 'Kriebelbeestjes' voor groep 1 en 2.
Wouter de tuinkabouter is op bezoek in het Museon. Hij vindt het best spannend om jullie daar te ontmoeten. Gelukkig lijken jullie met een mooie rode kaboutermuts een beetje op tuinkabouters! Wouter voelt het kriebelen op zijn hoofd! In zijn muts zijn vannacht allemaal kriebelbeestjes gekropen. Ze moeten terug naar de tuin, want in Wouters muts kunnen ze niet blijven.
Met modellen en echte kriebelbeestjes, zoals duizendpoten, vliegen en lieveheersbeestjes ontdek je spelenderwijs welke kleine dieren er in een tuin te vinden zijn. Lukt het om alle kriebelbeestjes naar ‘huis’ te brengen?
Lesdoel
Je ontdekt dat in de tuin bijzondere beestjes wonen, leert hoe ze eruit zien en hoe ze heten.
Deze les lsuit aan op:
Kerndoel 40 - Oriëntatie op jezelf en de wereld > Natuur en techniek
En op duurzaam ontwikkelingsdoel:
SDG 15

De handpop Wouter kabouter en de kriebelbeestjes die in zijn muts gekropen zijn.
In deze lesbrief vindt u voorbereidings- en verwerkingsmateriaal voor op school bij de les 'Kriebelbeestjes' voor groep 1 en 2.
Maak eens een wandeling!
Bekijk het filmpje hieronder om te zien hoe Flip de Beer op zoek gaat naar kriebelbeestjes.
Een tuin zonder kriebelbeestjes? Dat bestaat eigenlijk niet! Als voorbereiding kunt u een wandeling met de kinderen over het schoolplein maken, want zelfs daar wonen meer kriebelbeestjes dan je zou denken! Til maar eens een steen op, of bekijk samen wat planten of zoek voorzichtig naar de spin bij het web. In de winter vind je niet veel kriebelbeestjes, maar in het voorjaar, de zomer en de herfst zijn er meer dan genoeg kriebelbeestjes te vinden. Neem vergrootglazen en potjes mee!
Welke kriebelbeestjes zijn er?
Voor de docent staan hieronder in de fotogalerij de kriebelbeestjes die aan de orde kunnen komen tijdens de les, afhankelijk van interesse en niveau van de leerlingen. In ieder geval komen deze kriebelbeestjes aan de orde: de spin, het lieveheersbeestje, de mier, de rups en de vlinder, de vlieg, de slak, de worm en de bij.
Voor de docent een overzicht :
U kunt deze uitprinten als u dit handig vindt.
Extra (om voor te bereiden):
-
Omdat kleuters wat extra hulp kunnen gebruiken, mogen er één of twee begeleiders extra mee in de bus.
-
Neem uw fototoestel mee om van al die kabouters een foto te maken!
Kriebelbeestjes die aan de orde kunnen komen in de les:
Als de leerlingen in het Museon aankomen, ontdekken ze dat er een kabouter op ze wacht. Hij heet Wouter de tuinkabouter, maar hij is wat verlegen. Pas als de leerlingen zelf op kabouters lijken (met een mooie rode puntmuts) durft Wouter tevoorschijn te komen.
Dan vertelt hij dat kriebel heeft op zijn hoofd! Eén voor één komen er kriebelbeestjes uit zijn muts: een worm, een mier, een vlinder etc. Ze moeten terug naar huis, want in Wouters muts kunnen ze niet blijven. Maar wat zijn het voor dieren? En waar wonen ze eigenlijk?
Met modellen en echte kriebelbeestjes, zoals duizendpoten, vliegen en lieveheersbeestjes ontdekken de leerlingen spelenderwijs welke kleine dieren er in de tuin te vinden zijn, hoe ze eruit zien en waar ze precies wonen.
De leerlingen gaan in twee groepen aan de slag. De eerste groep maakt een prachtige tuin op een groot magneetbord en creërt zo plekjes voor de kriebelbeestjes in de tuin. De tweede groep bekijkt echte kriebelbeestjes van dichtbij en gaat op een eenvoudige manier determineren. Zo ontdekken ze dat er kriebelbeestjes zijn met poten en beestjes met zowel poten als vleugels.
Aan het eind van de les beloofd Wouter dat hij de kriebelbeestjes zal terugbrengen naar hun woonomgeving.
Extra
-
Omdat kleuters wat extra hulp kunnen gebruiken, mogen er één of twee begeleiders extra mee in de bus.
-
Neem uw fototoestel mee om van al die kabouters een foto te maken!
Tja, zo is Wouter niet zo bang meer van de leerlingen!

De leerlingen krijgen allemaal een eigen kaboutermuts.
Mieren verven
Stap 1
Laat de leerlingen met zwarte verf rijtjes van 3 stippen maken op papier. Dit kan met een kwast of met een vinger. Drie stippen moeten elkaar raken. Het hele vel mag vol!
Stap 2
Als de verf droog is, kunnen de leerlingen met stift de pootjes van de mieren tekenen. Drie aan elke kant, vanuit het middelste stipje, afhankelijk van hun motoriek. Vergeet ook de twee voelsprietjes aan de voorkant niet!
Stap 3
Het resultaat! Een blad vol met mieren. Om het helemaal af te maken kunt u de leerlingen er ook nog grassprietjes en bloemen bij laten tekenen.

Pissenbed in de klas
Een pissebed is gemakkelijk om in de klas te houden. Ze hebben niet veel nodig, maar de bak moet wel vochtig blijven en er moet voldoende te eten zijn. Onderstaand filmpje verteld van alles: over pissenbedeen maar ook over pootjes tellen, mieren, spinnen en wormen.
Hoe te maken
Verzamel een aantal pissenbedden. Doe in de curverbak een laagje tuinaarde van 10 cm. Als u dit mengt met wat turf dan blijft de grond vochtiger en hoef je minder te sproeien. Leg hierover wat dode bladeren. De pissebedden eten hiervan, maar ze dienen ook als verstopplek. Leg er verder wat platte stenen, stukjes bloemput en/of kurk in. Hier kruipen ze onder, waardoor je ze makkelijk terug kunt vinden. Verwarming is niet nodig, een deksel trouwens ook niet. Ze kunnen namelijk niet tegen de gladde kanten omhoog kruipen.
Verzorging
Houd de bodem vochtig (niet nat!) met een plantensproeier. Als de bak te droog overleven de pissebedden het niet.
Voedsel
Pissebedden eten alles wat plantaardig is, bijvoorbeeld wat dode bladeren en een stuk aardappel. Ook kunt u afwisselen met wat appel, wortel of andijvie.
Benodigdheden voor huis van de pissenbed
- curverbak (45 x 25 cm)
- tuinaarde
- eventueel turf
- dode bladeren
- platte stenen
- stukjes bloempot
- kurk
- plantaardig voedsel voor de pissebedden
- plantensproeier
- de pissebedden zelf
Meer informatie over insecten? Kijk dan eens op onderstaande sites.